geschreven door Janne
Het laatste stuk van de col wordt stijl. Ik vloek dat ik geen stijgijzers heb ondergedaan toen ik nog wat relaxter stond. Toch wel een beetje glad zo, zonder stijgijzers. Arjan gooit Janneke en mij een touwtje toe voor de laatste meters, toch wel relaxed. Als laatste kom ik op de Plateau du Couloir, een schouder van de Grand Combin. Janneke, Sil en Arjan hebben al een mooi pauzeplekje gevonden in het zonnetje. Ik kijk naar het dal aan de andere kant, waar wij een 1700m afdaling moeten maken naar de volgende hut, de Cabane de Chanrion. Ik vloek binnendsmonds, het hele dal ligt in de mist, die zich daar prima op zijn plek lijkt te voelen. We zijn er nog niet. De col die we zojuist hebben beklommen was de crux van de Haute Route, maar het afdalen kan door de wolken nog best een uitdaging worden. Het is nog vroeg en we hopen dat de opklaring die hüttenwird ons had verzekerd, snel zal komen. Een Italiaanse vlierbessentaart later besluiten we het erop te wagen en binden we de ski’s weer onder. 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11
We hebben zo’n 50-100 meter zicht, de dichtheid van de mist wisselt een beetje. We vinden de sporen van de mensen voor ons, die we volgen tot deze weer omhoog gaan. Ons richtingsgevoel zegt ons dat dat niet klopt, en we besluiten van de route af te wijken. Minutenlang volgen we een rotsband. Als we zijn waar we denken te zijn, dan klopt dit met de kaart. Sil, die half ziek en snotterend achter ons aansjokt, heeft plots een helder moment. We kijken nog eens op de kaart, en ontdekken dat we helemaal nog niet zijn waar we denken te zijn. Sterker nog, we hadden wél de sporen omhoog moeten volgen. Murmelend doen we onze vellen weer onder onze ski’s en gaan we onze zojuist afgedaalde meters weer omhoog. Duur betaalde hoogtemeters, heet dat, en een fantastisch richtingsgevoel. We weten in ieder geval weer zeker waar we zijn op de kaart en volgen nu de route in meer detail. We halen de vellen van onze ski’s en voorzichtig hervatten we de afdaling. De sneeuw is goed. De sneeuw is heerlijk. Enthousiast draaien we bochtjes in de poeder, tot er plots een breukzone van de gletsjer voor ons opduikt. Typisch gevalletje van té enthousiast bochtjes draaien, want we zijn duidelijk weer te laag uitgekomen. Er zit niets anders op dan weer de vellen onder binden. Één voor één sjokken we zuchtend weer omhoog. Sukkels die we zijn!
Op een gegeven moment roept Sil enthousiast achterom: hij heeft sporen gevonden! We aarzelen niet te lang, en snel halen we de vellen weer van onze ski’s. We hebben niet veel tijd te verliezen. Al dit omhoog en omlaag heeft ons veel tijd gekost en heel veel zin in een nachtje op de berg hebben we niet. De sporen zijn onze redding, ze leiden ons precies over de route. We controleren het met de kaart en elke keer klopt het vlekkeloos. Het gaat snel nu. Plots krijgen we weer de hoop dat we nog voor het donker bij de hut kunnen zijn. Als spoorzoekers gaan we over het weinig steile terrein en voor we het weten staan we honderden meters lager. We beginnen op de sporen te vertrouwen en steeds minder vaak controleren we de richting met de kaart. Op een gegeven moment is er een gek couloir waar we vanaf moeten skiën, maar Sil, die voorop gaat, ziet de sporen daaronder gewoon doorgaan. We volgen de gletsjer verder naar beneden. Op een gegeven moment komen we onder een steilere wand, waar de sporen ophouden. Ze zijn weg. Foetsie. Langzaam dringt het tot ons door dat we niet zijn waar we zouden moeten zijn. We kijken op onze hoogtemeter en ontdekken dat we 200 meter te laag zitten. We vloeken. Ik probeer een spoor omhoog neer te zetten, maar met de sugarsnow is het drie stappen omhoog en twee weer omlaag. Sil probeert te traverseren, om te zien of er om het hoekje minder stijl terrein te vinden is. Eigenlijk is het nergens echt relaxed. Hoewel het sneeuwdek stabiel voelt, weten we dat het terrein eigenlijk te stijl is en dat die laag sugarsnow ook niet echt een goed teken is. We kunnen niets anders dan doorklimmen en vinden onze veiligste route omhoog. Zo’n vijftig meter hoger komen we op een enorm plateau terecht, van bijna honderd vierkante meter. De mist wordt plots zo dicht, dat we alleen nog maar de punten van onze ski’s zien. Arjan kukelt bijna van een windlip, die zich ergens midden op het plateau heeft gevormd. De mist trekt weer wat op, en we zien een enorme lawine zo’n 50 meter van ons vandaan. Wat we ook zien... de sporen! Een onbehaaglijk gevoel bekruipt ons, want de sporen gaan zigzag over de lawineresten. We hopen van ganserharte dat de mensen voor ons niet onder deze lawine zijn bedolven. Janneke oppert wat er al een hele tijd in ieders hoofd rondhing... Of we niet een sneeuwhol moeten gaan graven. Een sneeuwhol... Wij hebben allemaal heel bar weinig zin in een nacht doorbrengen op de berg. We hebben wel voldoende kleren, eten en brandstof bij ons, maar toch... in de sneeuw, in de nacht, in de winter, in de kou... dat klinkt toch allerminst aantrekkelijk. We besluiten om nog even te kijken of de sporen de originele route weer hebben gevonden, die niet ver van ons vandaan moet lopen. Arjan gaat voorop en de helling die we op gaan is wederom stijl. Te stijl. Het sneeuwdek voelt dit keer bovendien niet goed... Als de wiedeweerga keren we om, terug naar het plateau. Iedereen is het er roerend mee eens: we gaan een sneeuwhol graven. Morgen, met meer zicht, kunnen we ons hopelijk beter oriënteren.
De windlip waar Arjan vanaf was gevallen blijkt een fantastische plek te zijn. Het is weg van alle wanden, zodat er niet per ongeluk een lawine over ons heen kan komen vallen. We graven en graven en graven, tot we vier uur later een hol van ongeveer 3x4x1,5 meter gegraven hebben. Het graven is leuk en houdt ons warm, maar maakt onze kleren nat. We kruipen in ons nieuwe huisje en maken een hapje eten, wat we inmiddels ook wel verdiend hebben. We doen al onze kleding aan, en van alle andere spullen maken we een bed om niet op de koude sneeuw te hoeven liggen. Dicht tegen elkaar aan, in de aluminium reddingsslaapzakken, vallen we uiteindelijk allemaal in slaap. Die nacht hebben we hebben het allemaal best koud. Zo nu en dan trekt er vanuit mijn natte ski-schoenen om mijn voeten een rilling door mijn lichaam omhoog. Dat is niet fijn, maar ik had het veel en veel kouder verwacht. Het blijft ongeveer tussen de -1 en 1 graden, terwijl het buiten zeker -15 is. Ik slaap de hele nacht door. Om zes uur wordt ik wakker en hoopvol klim ik uit ons holletje. Vijf minuten later kom ik weer binnen, met slecht nieuws. Het weer is geen steek veranderd. We hebben allemaal enorme honger en een expeditie ontbijt van 800kcal die ik normaal met veel moeite naar binnen stop, gaat er nu in als koek. Om de twee uur ongeveer bekijken we het weer, maar er lijkt weinig verandering in te komen. We slapen, kletsen en hebben het eigenlijk prima naar onze zin. Ik ben inmiddels helemaal droog, en ook Arjan en Sil’s gevoerde skibroeken beginnen op te drogen. Dat is echt heel fijn. Om vijf uur ’s avonds krijgen we hoop, er is een opklaring! Een half uur later ontdekken we dat het weer zo dicht zit als twee uur daarvoor. Ik zie het al helemaal voor me dat we de rest van de vakantie in dit sneeuwhol doorbrengen, en hoewel het best comfortabel is en niet al te vervelend, had ik me deze vakantie toch wat anders voorgesteld. Bovendien heeft Arjan net een verhaal verteld van een Pool wiens sneeuwhol was ingestort, en hoewel Arjan bovenop ons sneeuwhol heeft gestaan, lig ik toch plots wat minder relaxed. We maken ons klaar voor een tweede nacht, maar spreken af dat we om de paar uur de wekker zetten, want we willen de eerste mogelijkheid om naar beneden te kunnen komen benutten.
Om 22.00u gaat Arjan het hol uit en dit is de eerste keer dat er serieus een opklaring lijkt te zijn. We willen het risico vermijden dat het een uur later weer helemaal mistig is, en slapen nog een uur verder. Om 23.30u vinden we het weer stabiel genoeg en maken we ons klaar voor vertrek. Uiteindelijk verlaten we het sneeuwhol 30uur nadat we intrek deden. We hebben intussen genoeg tijd gehad om de route goed te bestuderen, en met hulp van Sil’s GPS en de kaart hebben we een route gevonden die niet door stijl terrein gaat. De hellingen om ons heen zijn nog steeds wel om in de gaten te houden en uitermate geconcentreerd gaan we één voor één de nacht weer in. Als we 200 meter hoger weer op de originele route staan, durf ik een beetje te ontspannen. Een enorm grote maan verlicht het gebergte. De sneeuw weerkaatst blauw-groen in het maanlicht en ik voel me heel klein en vereerd dat ik hier mag zijn. Wauw, dit is gaaf! Het licht is zo fel, dat we onze hoofdlampen niet eens nodig hebben. We halen de vellen van onze ski’s en zoeven één voor één door de heerlijke sneeuw. Zo was die afdaling dus bedoeld, wat een kadootje! Het laatste stuk voor de hut moeten we nog klimmen. Als we uiteindelijk om 5.00u ’s nachts voor de hut staan, bekruipt me een enorm overwinningsgevoel. Met tranen in mijn ogen kijk ik naar het panorama om me heen. Wat een fantastisch mooie bergen, die nu zo onschuldig mooi zijn, maar die een paar uur eerder nog zo verraderlijk waren. We hebben het gehaald, en we zijn nog allemaal nog heel en gezond. Sil heeft wonderbaarlijk genoeg zelfs zijn ziektebacillen allemaal gedood in de tijd dat we in ons hol zaten en is er een stuk beter aan toe. We hangen al onze kleren te drogen en schrijven een briefje voor de hüttenwird. Binnen no-time liggen we op één oor, wat is een echt bed toch fijn!
Twee uur later worden we wakker gemaakt door de hüttenwird. Of we even met de politie willen bellen om te bevestigen dat we weer terecht zijn. We blijken als vermist opgegeven bij de Nederlandse ambassade, die gelukkig nog geen actie heeft ondernomen om onze ouders in te lichten. We zijn blij dat er geen reddingshelicopter naar ons heeft gezocht, het weer was te slecht om uit te vliegen. We kletsen met de super aardige hüttenwird. Hij had ons sneeuwhol, dat letterlijk hemelsbreed 1,8km tegenover de hut lag, gezien tijdens de korte opklaring om 5u een dag eerder. Hij wist van de vorige hut dat we eten en een brander bij ons hadden, maar was alsnog blij om ons levend terug te zien. Wij delen dat gevoel met heel ons hart. We horen bovendien dat alle groepen voor ons veilig zijn aangekomen in de hut, sommige pas heel laat en helemaal uitgeput. De hüttenwird adviseerde ons om diezelfde dag nog de doortocht te maken naar de volgende hut, omdat het weer daarna weer onstabiel zal worden. We volgen zijn advies op, en na een goed ontbijt sjokken we in de stralende zon richting de Cabane de Vignette.
De weergoden waren ons gunstiger gezind dan die dag voorspeld was, en een paar dagen later staan we aan het eind van de Haute Route. We toasten op ons avontuur onder het genot van de lekkerste pizza van Argentière en prijzen ons zielsgelukkig dat het zo goed is afgelopen. Hoewel ik nu weet dat een sneeuwhol een niet eens al te oncomfortabele noodoplossing kan zijn, neem ik me voor, en nu meer dan ooit tevoren, dat ik wil voorkomen ooit nog in gelijksoortige situaties te komen!
Meer informatie over bivak in de winter en het graven van sneeuwholen vindt je onder andere hier:
Bergundsteigen 1, Bergundsteigen 2, Alpin.de, Unifreiburg.